Plaats: IJsland Afstand: vanaf Losser ca. 1600 km (hemelsbreed) Periode: 23 juli - 6 augustus 2002 Auteur: Bart ter Beek
Vanaf Düsseldorf vertrekt onze vlucht op
23 juli 2002 naar IJsland.
Samen met Sven en Wouter (beiden niet vogelaars) nemen we de trein tot aan
het vliegveld. Na een paar
uur vliegen zijn we om 00:00 uur in IJsland waar we een camping opzoeken
en waar we in de schemering (het wordt in IJsland in juli en augustus
bijna niet donker) onze tent opzetten. De volgende ochtend is het fris en
regent het iets, niet echt lekker vakantieweer dus. Via het management van
de camping huren we een auto en gaan op weg naar Landmanalaugar: een
geothermisch actief bergachtig gebied, waar je volgens de reisgids
prachtige wandelingen schijnt te kunnen maken. Onderweg zien we honderden Goudplevieren
en Regenwulpen. Beide behoren ze tot de meest
voorkomende soorten van het binnenland van IJsland. Landmanalaugar. foto:Andreas Tille Landmanalaugar is niet zo vogelrijk. Met
uitzondering van een enkele Roodkeelduiker en
Sneeuwgorzen zien we hier bijna niets. Dit is
eigenlijk ook niet zo vreemd want dit deel van het binnenland zou een
kopie van het maanlandschap kunnen zijn. Hier en daar een enkel plukje
gras en voor de rest niets dan steen en zand. Een grote desolate
woestenij. Zoals de reisgids echter vertelde kun je hier wel prachtige
wandelingen maken om aan het einde van de dag te ontspannen in natuurlijke
warmwaterbronnen. Enkele dagen later rijden we over de 30
kilometer lange onverharde weg terug naar de kust naar onze volgende
bestemming: het natuurgebied Skaftafel. Skaftafel is gelegen aan de
grootste gletsjer van Europa. Het gebied staat bekend om zijn “milde”
klimaat. Wanneer we er naar toe rijden wordt het weer inderdaad steeds
beter. Tot dit moment is het nog niet warmer geweest dan 12 graden maar nu
loopt het kwik tot 18 graden op. Vlak voordat we bij de camping zijn
rijden we over een 20 kilometer brede spoelvlakte die enkele jaren geleden
is ontstaan nadat een vulkaan onder de grootste gletsjer van Europa, de
Vatnajokul, tot uitbarsting is gekomen. Over deze kale vlakte vliegen 10
tallen Grote Jagers
en ook enkel Kleine Jagers. Op de camping
aangekomen zien we het resultaat van het mildere klimaat want er staan
zowaar enkele kleine bomen en struiken. Eigenlijk het eerste houtachtige
groen wat we op IJsland zien. Er zitten hier dan ook veel meer zangers. De
Koperwiek en de Graspieper
zijn hier de meest voorkomende soorten maar ook de Witte
Kwikstaart en Tapuit zijn hier
aanwezig. Sven en Wouter kwamen na de eerste nacht op deze camping kwaad
de tent uit want ze begrepen niet dat het getolereerd werd dat men midden
in de nacht aan het spelen was met op afstandbestuurbare auto’s. ’s
Nachts werden we namelijk wakker gehouden door baltsende Watersnippen
waarvan zij het geluid verkeerd hadden geïnterpreteerd. Tijdens een
wandeling over en langs de vele gletsjertongen komen we het enige
landzoogdier tegen dat we op IJsland zullen zien: de poolvos. Van Skaftafel rijden we vervolgens naar de
oostkust. We stoppen even bij een meer dat gevuld is met ijsschotsen,
boven de ijsschotsen vliegen honderden Noordse
Sterns en tussen het ijs zien we zeehonden af en toe bovenkomen.
Het weer is nog steeds prachtig waardoor we hier prachtige plaatjes kunnen
schieten. Na deze korte stop gaan we weer op weg naar onze uiteindelijke
bestemming Myvatn in het noorden van IJsland. Over de lange oostelijke
kustweg rijdend zien we geregeld plukken vogels op en boven de zee. Omdat
ik de enige vogelaar in ons gezelschap ben en we nogal een grote afstand
af te leggen hebben wordt hier bijna niet voor gestopt. Als we dan
uiteindelijke toch een keer stoppen op een willekeurige plaats blijken er
voor de kust enkele Zwarte Zeekoeten
temidden van een honderdtal Harlekijneenden
te zwemmen. Na een lange dag komen we uiteindelijk aan
bij het meer Myvatn. Meer van Myvatn. foto: Bart ter Beek Vanuit Myvatn is het maar een klein stukje
naar de noordelijk gelegen plaats Husavik, waar we een whale watch tour
gaan volgen. Achteraf gezien was dit denk ik wel het hoogtepunt van onze
reis. De eerst twee uur zien we alleen maar witsnuitdolfijnen. Voor en
achter ons kruizen vlokken Papegaaiduikers,
vele Noords Stormvogels en enkele Jan
van Genten de boot. Als we de fjord verlaten stuiten we op enkele
kleine blauwe vinvissen en even later als klap op de vuurpijl een bultrug
die we tot enkele meters kunnen naderen alvorens deze de diepte weer in
duikt. Na terugkomst rijden we naar Jokulsal waar
we de aankomende dagen onder anderen de grootste en krachtigste waterval
van Europa, de Selfos, zullen gaan bekijken. Bijzondere vogelsoorten
hebben we met uitzondering van enkele Smellekens
echter niet gezien. Ons laatste traject voert ons terug naar
Reykjavik waar we de laatste 2 dagen de hoofdstad en zijn omgeving gaan
verkennen. Reykjavik vond ik een tegenvaller. Het uitgaansleven is
schreeuwend duur en er is niet zo veel te doen. Het natuurhistorisch
museum stelde ook weinig voor. In tegenstelling tot het lege, verlaten
landschap doet Reykjavik echter wel gezellig aan met de kleine
bontgekleurde huizen. Wat ook in het oog springt is dat er, met
uitzondering van de kerken, nergens hoge gebouwen staan. Dit uit angst
voor de voorspelde zware aardbeving die men hier in de nabije toekomst
verwacht. Kolonie Drieteenmeeuwen. foto Bart ter Beek Morgenvroeg gaan we weer terug naar
Nederland. Geen Rosse Franjepoot, Sneeuwuil of Giervalk, maar toch al met
al flink wat leuke soorten gezien. Voor een vogelaar is Myavatn het meest
interessante gebied. De dichtheid aan verschillende soorten is daar het
hoogst. Vooral de vele eendensoorten zijn hier spectaculair. Verder zijn
bijna overal de kusten erg interessant. Met als hoogtepunt de kliffen op
het schiereiland rond Reykjavik. Het binnenland staat in scherp contrast
hiermee. Daar moet je goed zoeken om überhaupt een vogel te vinden. Bart ter Beek
|